Marc van den Tweel (NOC*NSF) en Bernt Schneiders (VSBfonds): ‘De maatschappelijke kracht van de breedtesport verdient alle steun’
Het vergroten van de maatschappelijke waarde van sport. Dat is de missie van het Nationaal Fonds voor de Sport. Het fonds werd opgericht op initiatief van sportkoepel NOC*NSF en de sportbonden en met steun van VSBfonds. Want sportverenigingen, sportondernemers en andere sportinitiatieven dragen in belangrijke mate bij aan een vitale samenleving. En kunnen als geen ander ontmoetingen creëren en verschillende mensen met elkaar verbinden. Daarmee leveren ze een belangrijke bijdrage aan de sociale cohesie, inclusie en gelijke kansen voor iedereen. Een gesprek hierover met NOC*NSF-directeur Marc van den Tweel en Bernt Schneiders, directeur van VSBfonds.
Hoe ziet het landschap van de Nederlandse sport eruit?
Marc: ‘Natuurlijk kennen we allemaal de Nederlandse topsporters. De clubs in de topcompetities. En de topsporters die Nederland op nationale en internationale toernooien en de Olympische Spelen vertegenwoordigen. Maar Nederland telt natuurlijk véél meer sporters. Er zijn in Nederland in totaal 10 miljoen mensen die wekelijks sporten. Zo’n 4,3 miljoen mensen doen dat bij een sportvereniging. Ze kunnen kiezen uit zo’n 300 verschillende sporten, die op hun beurt zijn aangesloten bij 77 verschillende sportbonden. Er zijn in totaal 25.000 sportverengingen die grotendeels draaien dankzij de inzet van circa één miljoen vrijwilligers. Daarnaast kunnen sporters terecht bij vele andere sportaanbieders. Denk aan fitnesscentra, zwembaden, klimhallen, bootcamps enzovoort. Bovendien zijn er nog de initiatieven van mensen zelf. De bekende clubjes die samen regelmatig wielrennen, hardlopen, wandelen of op andere manieren sporten en bewegen.’
Waarin schuilt de maatschappelijke kracht van de breedtesport in Nederland?
Bernt: ‘Verenigingen, ondernemers en andere initiatiefnemers in de sport hebben een veel grotere rol dan het faciliteren van sport alleen. Ze dragen eraan bij dat mensen gezond bewegen. Maar sport heeft óók een enorm sterke mobiliserende en verbindende kracht. Neem bijvoorbeeld de polarisatie. Die zie je in onze samenleving helaas toenemen. Maar alle verschillen en tegenstellingen tussen mensen vallen spontaan weg als ze samen gaan sporten. Mensen uit dezelfde wijk of regio die elkaar anders nooit zouden tegenkomen, ontmoeten elkaar op het sportveld, in de fitness of tijdens gezamenlijke sportuitjes. Dat geldt van jong tot oud. Mensen leren elkaar via de sport kennen, delen een deel van hun levens daar en gaan samen aan de slag. Als sporter, supporter, scheidsrechter, coach, bestuurder, vrijwilliger in de kantine noem maar op. Die kantine is trouwens vaak een belangrijke ontmoetingsplek. Zeker ook omdat andere ontmoetingsplekken, denk aan kerken en buurthuizen, vaker wegvallen of toch minder laagdrempelig zijn. Sport heeft dus een verbindende functie in buurten en wijken. Het is belangrijk dat die nog veel krachtiger en zichtbaarder wordt.’
Waarom is het Nationaal Fonds voor de Sport vorig jaar opgericht?
Bernt: ‘We leven in een land van donaties en subsidies. Voor nagenoeg alle organisaties en initiatieven in onze samenleving is er wel een fonds en zijn er subsidies. Denk aan studenten, jonge talenten, kunstenaars en kunstgezelschappen, culturele organisaties, sociaal-maatschappelijke initiatieven noem maar op. Bij VSBfonds focussen we met donaties op initiatieven op het gebied van Mens & Maatschappij en Kunst & Cultuur. En we bieden internationale studiebeurzen voor mbo- en hbo-studenten. Bij alle initiatieven die wij ondersteunen focussen we meer dan ooit op de sociaal-maatschappelijke impact ervan. We ontdekten dat er geen fonds was dat de enorme maatschappelijke betekenis van de breedtesport support. We zijn toen met NOC*NSF in gesprek gegaan om dat fonds op te richten.’
Marc: ‘Het bestaansrecht van het Nationaal Fonds voor de Sport blijkt ook uit feiten en cijfers. NOC*NSF liet het onderzoek ‘Klinkende Munt’ uitvoeren. Daaruit komt naar voren dat de totale Nederlandse geefmarkt 5,7 miljard euro bedraagt. Daarvan gaat zo’n 11 % naar sport en recreatie. En als je die cijfers verder verfijnt, blijkt dat slecht 2 tot 4% bestemd is voor de sport. De breedtesport heeft namelijk traditioneel gezien een eigen verdienmodel. Met name de verenigingen draaien van oudsher op contributie, lokale sponsors, kantine-omzet, loterijen enzovoort. Maar om de maatschappelijke kracht van de breedtesport verder te stimuleren en te versterken zijn er extra geldstromen nodig. In die behoefte voorziet het Nationaal Fonds voor de Sport.’
Welke mensen en ontwikkelingen verdienen met name aandacht?
Bernt: ‘Het Nationaal Fonds voor de Sport richt zich op diverse maatschappelijke thema’s. En daarmee op verschillende groepen mensen waarvoor sport het verschil kan maken. Zojuist al werd het tegengaan van polarisatie genoemd. Juist de breedtesport heeft het in zich om bij te dragen aan een inclusieve samenleving. Dus richt het fonds zich op kwetsbare mensen. Kinderen en jongeren die vanwege hun ontwikkeling of een beperking op achterstand dreigen te raken. Gezinnen die de weg naar sport en bewegen sport door armoede niet kunnen vinden. En ook eenzame en minder vitale ouderen. Sport moet dus voor iedereen mogelijk en toegankelijk zijn. Omdat het gezond is, mensen verbindt en talentontwikkeling bevordert. Daarmee komen mensen niet alleen letterlijk maar ook figuurlijk in beweging. In hun eigen leven, in de maatschappij. Dat sluit nauw aan bij de hoofdgedachte van VSBfonds: iedereen doet mee.’
Marc: ‘Sporten en bewegen is inderdaad essentieel voor iedereen. En zeker voor de mensen die Bernt noemt. Het blijkt dat steeds minder 12- tot 18-jarigen aan sport doen, waardoor zij geen sportroutine opbouwen. Ook voor ouderen is blijven bewegen essentieel. Sport moet dus voor iedereen in Nederland routine worden. Zo niet dan worden steeds meer Nederlanders chronisch ziek. Met niet alleen de fysieke, maar ook de sociale en maatschappelijke gevolgen van dien.’
Is sport daarmee hét ultieme middel voor een inclusieve samenleving waarin iedereen meedoet?
Marc: ‘Sport is daarin heel belangrijk. Een laagdrempelig vliegwiel, omdat sport altijd begint bij samen plezier maken en op een leuke manier je talenten ontdekken. Maar het is zeker niet het geneesmiddel voor alle maatschappelijke kwalen. Je kunt en mag van clubs en andere sportaanbieders niet verwachten dat zij het alleen doen. Hun activiteiten en bijdragen zijn onderdeel van een veel groter lokaal sociaal-maatschappelijk geheel. En dus vraagt het om samenwerking over sectoren heen. Met onder meer de gemeente, sociale instanties, partijen in de zorg en maatschappelijke organisaties. Sport moet dus deel uitmaken van een geïntegreerd beleid in gemeenten en wijken. Het is ook één van de ambities van het Sportakkoord 2, dat door het ministerie van VWS, de sportbonden en de sportverenigingen is gesloten. Het stuurt aan op verdere invulling van de bestaande lokale sportakkoorden in bijna alle gemeenten.’
Wat is jullie droom, hoe ziet de ideale toekomst eruit?
Marc: ‘We beginnen niet op nul, integendeel. De breedtesport bewijst nu al in belangrijke mate maatschappelijk het verschil te kunnen maken. Kijk om je heen en je ziet het gebeuren. Ik ken een voetbalclub in een probleemwijk. Daar voetballen bij wijze van spreken de advocaat, de ondernemer, de bouwvakker en de drillrapper samen in één team. De kracht zit in de drive van de mensen achter zo’n club. De bestuurders, de vrijwilligers. Die willen het beste voor hun sport én voor hun wijk. Hun drijfveren vormen de basis van waaruit we in Nederland de maatschappelijke waarde van de breedtesport nog verder kunnen versterken en uitbouwen. Een voorbeeld? Sportaccommodaties worden een groot deel van de week niet gebruikt. Je ziet nu al voorbeelden van samenwerking met bijvoorbeeld de gemeente voor het beter benutten ervan. Dat varieert van kinderopvang tot huiswerkbegeleiding of taallessen in combinatie met bewegen. Denk ook aan activiteiten voor ouderen. Sport en spel, de ouderwetse klaverjas- of biljartmiddag. De sportaccommodatie krijgt daarmee een functie krijgt voor de hele omgeving. Het gaat er dan niet alleen om dat er extra geld is voor dat soort activiteiten zelf. Maar ook om te investeren in de ontwikkeling en professionalisering van een vereniging als maatschappelijke organisatie, mét z’n vrijwilligers. De gezichten die je overigens ook vaak in andere maatschappelijke initiatieven elders in de wijk tegenkomt.’
Bernt: ‘En daarvoor is dus nog meer geld en steun nodig. Vanuit gemeenten, maatschappelijke organisaties en het Nationaal Fonds voor de Sport, dat daarin een belangrijke aanjager is. Daarom roepen we partijen die de maatschappelijke kracht van de breedtesport met geld, kennis en netwerken willen versterken op zich aan te sluiten.’